2. Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE.
8. Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn.
9. Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land.
10. En gij zult dat vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht.
Zij lieten de steden zo veel mogelijk in tact, zodat zij er later zelf in konden wonen. Dit komt ook overeen met Deuteronomium 6: 10, 11 en 12:
10. Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt,
11. En huizen, vol van alle goeds, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, en gij gegeten hebt en verzadigd zijt;
12. Zo wacht u, dat gij den HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgevoerd.
Kortom: De ongelovige archeologen hebben geen reden om verwijtend te zeggen, dat ze weinig ruïnes hebben gevonden van alle steden, die onder leiding van Jozua zijn ingenomen. Want als het even kon, lieten de Israëlieten de steden zoals ze waren! Maar van de steden die wel verwoest zijn, zijn veel brokstukken en restanten teruggevonden!
En bovendien: In de Amarna-brieven, die in Egypte gevonden zijn, en dateren uit ongeveer 1360 voor Chr., smeken Kanaänitische vazalvorsten om de hulp van de Farao tegen de 'Habiru', die hun steden aanvallen. Dat zijn waarschijnlijk de Hebreeërs, zoals de Israëlieten ook genoemd werden. Natuurlijk is het land Kanaän niet in één jaar veroverd. De veroveringen gingen nog tientallen jaren door, soms na een pauze van jaren. Dus het jaar 1360 voor Chr. past daar goed bij. Het is begrijpelijk dat de Farao niet veel zin had om te helpen. De tien plagen over Egypte waren nog niet vergeten, evenmin als het feit dat het leger van Egypte was omgekomen in de Rode Zee! (Exodus 14)
Verder zijn er ook Egyptische inscripties gevonden, die getuigen van de aanvallen (in het land Kanaän) van de 'nomaden', die de God Jahweh vereren. Jahweh is inderdaad de God van de Bijbel. De andere volkeren hadden andere goden. Zo werd de Bijbel steeds weer bevestigd door de archeologische vondsten en opgravingen!
7. Moeilijkheden bij het archeologische werk
Zoals hierboven al werd aangegeven, hebben ongelovige wetenschappers vaak het verwijt uitgesproken, dat er zo weinig vondsten gedaan zijn, die in overeenstemming zijn met de Bijbelse geschiedenis. In de eerste plaats is dit helemaal niet waar. Dit artikel bewijst dat reeds. En wat hier beschreven wordt is nog maar een zeer geringe fractie van wat er werkelijk gevonden is aan materiaal dat de Bijbel bevestigt. Er zijn boeken over vol te schrijven. En dat is gelukkig ook gedaan door verschillende mensen. Daarom zijn de aanvallen van ongelovige wetenschappers nergens op gebaseerd! Soms echter schenen er schakels te ontbreken in de resultaten van de Bijbelse archeologie. Maar wat zou dat? We moeten goed beseffen, dat het archeologische werk vaak zeer moeilijk is!
In de eerste plaats: Wanneer een stad of dorp verwoest werd door vijanden of door een natuurramp werden later vaak weer huizen gebouwd op de puinhopen. En als die in verval geraakt waren, werd er vaak weer opnieuw gebouwd op de restanten ervan. Archeologen, die aan het graven gaan, stuiten vaak op verschillende lagen uit verschillende tijden. En wat is dan uit welke tijd? Uiteraard lopen die lagen ook nog vaak behoorlijk door elkaar heen. Soms gebruikten archeologen graafmachines om een bepaalde laag te bereiken. Maar dan kunnen kostbare schatten uit hogere lagen per ongeluk vernietigd en weggegooid worden. In die hogere lagen kunnen ook dingen zitten met juist een zeer hoge ouderdom, omdat -zoals gezegd- die lagen vaak door elkaar heen lopen.
Er zijn dan ook fouten gemaakt bij het archeologische werk. Hier heeft men van geleerd. Daardoor werd men nog voorzichtiger! Maar daardoor ging het werk helemaal enorm veel tijd kosten!
Het wroeten in de grond, in de hoop dat men meer te weten komt over het verleden.
In de tweede plaats: Zoals hierboven al is opgemerkt: Vaak vernietigden nieuwe koningen de inscripties van hun voorgangers, omdat zij alleen alle eer wilden ontvangen.
In de derde plaats: Heel veel documenten zijn gewoon vergaan. Papier, perkament, hout, en andere materialen waarop men schreef, verteerden op den duur. Alleen incripties in steen konden de tand des tijds weerstaan. Maar sommige volkeren hadden niet bepaald de gewoonte om hun geschiedenis in steen vast te leggen. Het oude Israël had een belangrijke schrijfcultuur. Maar men schreef relatief weinig in steen en veel meer op vergankelijke materialen.
In de vierde plaats: Vaak konden de archeologen niet graven op de plaatsen, waar zij dat graag wilden (en waar zij belangrijke vondsten hoopten te verkrijgen), omdat daar hedendaagse bouwwerken stonden, of omdat ze gewoon geen toestemming kregen om te gaan graven in het land van boeren of grondbezitters.
In de vijfde plaats: Soms ook stelde de plaatselijke bevolking zich vijandig op jegens de archeologen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Steen van Mesa (waarover hierboven al gesproken is in het stuk met de titel '2. Koning David'). De archeologen wilden die niet zomaar meenemen, maar eerlijk kopen. Wel probeerden ze bij voorbaat al een afdruk van de steen te maken in nat zacht papier. Maar de medewerker, die daarmee bezig was, moest vluchten voor de woedende bevolking. Het papier werd in zeven stukken gescheurd. De mensen, die niets snapten van de historische betekenis van de steen, vermoedden dat er goud in de steen was verborgen. Zij verhitten de steen en gooiden er koud water op. Slechts brokstukken bleven er over. Die werden verdeeld onder de plaatselijke bewoners. Maar de Franse archeoloog Clermont-Ganneau hield vol, omdat hij de grote waarde van de steen kende. Hij slaagde er uiteindelijk in om 57 brokstukken te verwerven. Dat was ongeveer tweederde van het geheel. Zelfs de papierfragmenten werden bij elkaar gezocht. En vooral door deze papierfragmenten kon de tekst nagenoeg geheel worden gereconstrueerd. Maar wat een strijd moest er geleverd worden om te redden wat er nog te redden viel! Misschien zijn er later nog meer brokstukken gevonden of opgekocht. Want foto's van de Mesa-steen tonen een vrij compleet geheel.
De Mesa-steen, van de Moabitische koning Mesa, met de namen van David en de God van Israël erop
In de zesde plaats: Ook als geen strijd geleverd moest worden om een vondst binnen te halen, was de vondst vaak zwaar beschadigd. Als er tekst op stond was die vaak nog maar gedeeltelijk leesbaar.
In de zevende plaats: Vaak worden er, na haast eindeloos geduld, dingen gevonden waar men nog weinig aan heeft. Als men bijvoorbeeld een drinkbeker uit de tijd van David vindt, is dat wel aardig, maar welke conclusies kunnen daaraan verbonden worden? Eten en drinken hebben de mensen in alle tijden gedaan. Het zegt dus niet direct iets over de betrouwbaarheid van de Bijbel.
In de achtste plaats: Als er iets gevonden werd met tekst erop, had men vaak ook nog te kampen met de verschillende dialekten en talen, die vroeger in het Midden-Oosten gesproken en geschreven werden. Er waren vrij veel varianten binnen het Semitisch en Arabisch. De studie van bepaalde tekst kon daardoor uitermate moeilijk zijn.
In de negende plaats: Veel belangrijke vondsten kwamen bij verzamelaars terecht. Of toeristen namen ze mee naar huis. Op die manier werden ze aan de wetenschap onttrokken. Ze waren dan buiten het bereik van de archeologen en de andere wetenschappers, die ze graag zouden willen onderzoeken.
In de tiende plaats: In tijden van oorlog en natuurrampen werden soms hele bibliotheken en museums verwoest. En dat waren juist de plaatsen waar de kostbaarheden, die men met veel moeite verworven had, verzameld waren. Een voorbeeld hiervan is de bibliotheek van Alexandrië in Egypte. Deze bevatte in haar glorietijd in de eerste eeuw voor Chr. 400.000 tot 700.000 documenten, vooral boekrollen. In feite was deze collectie verspreid over verschillende gebouwen, met ruimte voor wel 5000 studenten om er te studeren. Daardoor was deze bibliotheek de grootste van het Middellandse Zeegebied, ja het centrum van de Hellenistische wetenschap en beschaving. Maar in het jaar 392 werd de bibliotheek door brand verwoest. Sommigen zeggen dat de brand opzettelijk was aangestoken door een religieuze groepering. Anderen suggereren dat hij door een oorlog is verwoest. Hoe het ook zij, de culturele ramp was groot.
In de elfde plaats: Archeologen kunnen ook hinder hebben van regen, storm, vorst, hagel, sneeuw, of juist van woestijn-hitte en ongedierte. Soms werd een overdekking gebouwd, zodat men in ieder geval droog of beschermd voor de zon kon werken. Maar vaak hadden ze geen dak boven zich. Dan hadden ze soms een sterke gezondheid nodig om het werk vol te kunnen houden. Of ze konden veel minder werk verzetten dan ze eigenlijk zouden willen.
In de twaalfde plaats: Het archeologisch onderzoek kost veel geld: Voor salaris en levensonderhoud van de werkers, voor aankoop van allerlei hulpmiddelen zoals graaf-werktuigen, voor het kopen van vergunningen, voor het opkopen van gevonden bodemschatten, enz., enz. Als er onvoldoende geld was, moest men van het werk afzien, of -als het al begonnen was- moest het gestopt of uitgesteld worden.
Maar moeten we vanwege dit alles nu zeggen: "Laat die archeologie maar gaan. Het is te moeilijk."? Natuurlijk niet! Het moet ons alles waard zijn om de Bijbel als een betrouwbaar boek te kunnen zien, als dat werkelijk zo is. En het is zo! Deze website bewijst dit in overvloedige mate, niet alleen uit de archeologie, maar ook uit vele andere zaken!
Bovendien: We zouden de Christen-archeologen, die zich tot het uiterste hebben ingezet om sporen van de Bijbel in de grond terug te vinden, groot onrecht doen, als we hun werk zouden verachten! En we doen hen evenmin recht, als we hen verwijten gaan maken, dat bepaalde schakels in hun werk ontbreken. Vaak gebeurde het trouwens dat die schakels later alsnog gevonden werden! Het is een doorlopende en boeiende ontdekkingstocht. En wij, als toeschouwers, mogen deze ontdekkingstocht volgen vanuit onze geriefelijke huiskamers of museums, gewoon door er kennis van te nemen. Wat een voorrecht is dat! Het vuile werk hebben anderen voor ons gedaan, en doen dat nog steeds! Daardoor kunnen wij (om een voorbeeld te noemen) ons in alle rust mee laten nemen naar de boeiende wereld van koning Cyrus, die de Joden zoveel zegen bracht!
Plaatje 1 van deze 2: In museums zijn vele archeologische kostbaarheden verzameld. Hier de Cyrus-cilinder in het British museum te Londen. Plaatje 2 van deze 2: De Cyrus-cilinder van nabij gezien. Op deze cilinder vertelt koning Cyrus (ook wel Kores genoemd) o.a. dat hij mensen (dit moeten de Joden geweest zijn!) met hun tempelschatten terug liet gaan naar hun land om hun woonplaatsen te herstellen. Ook dat is weer een prachtige bevestiging van de Bijbel, namelijk van 2 Kronieken 36 en Ezra 1.