Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Iemand in Nederland maakte iets heel bijzonders mee in een levensgevaarlijke situatie. Aangezien hij zijn verhaal zelf heeft opgeschreven zullen we hem zelf aan het woord laten:
Vaak ben ik in mijn leven het slachtoffer geweest van vandalisme, pesterijen en vernielzucht. Een aantal jaren geleden kreeg die vernielzucht echter wel een heel bijzonder staartje voor mij. Bijna was ik verongelukt. In die tijd waren er opnieuw dingen van mij kapot gemaakt, gewoon omdat men daar plezier in had. Gelukkig werk ik in een fabriek waar ijzer bewerkt wordt. Zo kan ik soms in mijn vrije tijd in de fabriek wat van mijzelf repareren of iets nieuws maken.
Op een avond werd er overgewerkt door enkele collega's. Ik mocht toen ook in de fabriek zijn om de geleden schade voor mezelf te herstellen. Rond 18:00 uur besloot ik om even naar een pompstation in de buurt te gaan om enkele broodjes te kopen. De poort van het hek van het fabrieksterrein stond nog open, omdat de directeur ook nog binnen het bedrijf was. Echter: Juist toen ik even weg was, ging hij naar huis en sloot het hek achter zich af. Hij had niet aan mij gedacht.
Toen ik terugkwam stond ik dus voor een gesloten hek. Een heel vervelende situatie. Wat moest ik nu beginnen? Mijn collega's binnen hadden wel een sleutel, maar zij waren in een fabrieksruimte die ver van dat hek verwijderd was. Zou ik teruggaan naar huis? Maar dan moest ik in mijn vuile overal met het openbaar vervoer mee. En dat stuitte mij tegen de borst. Ik kon ook tweeënhalf uur naar huis gaan lopen. Maar goed beschouwd had dat allemaal geen zin. Want zelfs mijn huissleutels had ik niet bij me! Wat moest ik beginnen?
Als kind klom ik graag in de hoogste boom. Zou ik proberen om over het hoge hek te klimmen? Aan de bovenkant van het hek waren nog eens drie lijnen met prikkeldraad gespannen. Desondanks waagde ik een poging. Achteraf gezien was ik veel te roekeloos. Ik had beter buiten kunnen wachten tot het einde van de avond, als mijn collega's naar huis zouden gaan. Ze zouden mij dan de gelegenheid hebben gegeven om mijn tas en mijn jas (met reis-abonnement en sleutels) te pakken. Maar dat kwam toen niet in mijn gedachten.
Het naar boven klimmen ging vrij gemakkelijk. Op één plaats grensde het hek aan het fabrieksgebouw. Daardoor kon ik bij het klimmen mijn voeten in een raamkozijn zetten. Spoedig stond ik boven op het hek, terwijl ik mij aan het gebouw vasthield om mijn evenwicht niet te verliezen. Het prikkeldraad stond tegen mijn onderbenen aan, maar dat deerde mij niet.
Opeens schrok ik enorm. Het hek bleek aan de bovenkant erg glad te zijn, waarschijnlijk doordat het net geregend had. Dit had ik in mijn berekening niet meegenomen! Ik besefte op dat moment meteen heel duidelijk: Eén verkeerde beweging en ik glijd uit, met rampzalige gevolgen van dien! Omdat ik gewend was om de Heer bij allerlei dingen nodig te hebben en aan te roepen, riep ik Hem ook toen aan: "Heere, help mij! Help mij!" Wat zou de Heer doen? Wat verwachten wij van Hem en Zijn almacht?
Zomaar opeens begon het hek onder mijn gewicht in elkaar te zakken. (Onder normale omstandigheden is zo'n hek daar veel te sterk voor!). Eerst dacht ik: "Ook dat nog!" Maar spoedig besefte ik, dat de Heer bezig was om mij uit deze hachelijke situatie te redden. In wezen kreeg ik gewoon een lift omlaag! Het hek stortte niet meteen in elkaar, nee het ging heel mooi en geleidelijk. Ik verloor niet eens mijn evenwicht hoewel ik mij tijdens het zakken nergens aan vast kon houden. Het was alsof Hij mij Zelf vasthield! Toen ik op een veilige hoogte gekomen was, zakte het hek niet verder in elkaar. Maar toen kon ik zonder gevaar aan de andere kant van het hek naar beneden springen. Wat een uitredding!
Later moest ik denken aan Psalm 91 vers 11 en 12:
Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
Dit mocht ik nu persoonlijk ondervinden! Als ik verongelukt was had ik het niet meer na kunnen vertellen. Of ik was mijn verdere leven invalide geweest. Maar geen haar van mijn hoofd werd gekrenkt! Gods bestuur gaat echt over alles met een volmaakte precisie. En als God dan toch lijden in ons leven toelaat (veelvuldig het slachtoffer zijn van vandalisme is ook een vorm van lijden) dan mogen wij weten dat niet alles zo blijft. God gaat een eeuwige onuitsprekelijk heerlijke toekomst geven aan degenen die Hem liefhebben! En reeds nu gaan Zijn tekenen en wonderen aan Zijn komst vooraf, opdat wij weten dat we niet in sprookjes geloven. Hem komt toe dat hemel en aarde Hem loven en prijzen! Zoals de dichter van Psalm 108: 2 (berijmd) zo mooi zingt:
Ik zal, o HEER, Uw wonderdaân,
Uw roem den volken doen verstaan;
Want Uwe goedertierenheid
Is tot de heem'len uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven 's hemels kringen,
En leer al d' aard' Uw grootheid zingen.
C. Zijn alle wonderen van God afkomstig?
Het antwoord op deze vraag moet luiden: Nee! Ook de duivel, de grote tegenstander van God met zijn miljarden demonen (= boze geesten), kan wonderen doen! Dit blijkt o.a. uit het volgende verhaal.
6. Trinidad
Klatergoud .... is alleen maar koud.
Zijn we overgeleverd aan karma en lot?....
Of steunen wij op de liefde van een barmhartig God?
Rabi Maharaj groeide op in Trinidad als hindoe. Volgens de leer van zijn geloof was het goddelijke in hemzelf. Hij behoefde slechts dit goddelijke te verwerkelijken en dan zou hij God zijn! Daarvoor deed hij dan ook zijn uiterste best door te leven volgens de principes die hem geleerd waren. Geweldloosheid was zo'n principe. Maar op het Ram-leela-feest juichten hij en honderden andere vegetariërs over de heldendaden van Hanuman en Rama op het slagveld, en hoe gewelddadiger de deelnemers het speelden hoe mooier zij het vonden. Verder snapte hij het ook niet goed. Hij had geleerd, dat alles EEN was en dat Brahman de Enige Werkelijkheid was. Al het andere was slechts illusie. Waarom moest er dan nog strijd geleverd worden? Zijn gezondheid was trouwens ook niet best in die tijd. De goddelijkheid was dus nog ver weg... En voor zijn moeder probeerde hij te verbergen, dat hij op jonge leeftijd al verslaafd was aan het roken. De sigaretten verkreeg hij door diefstal en dat kwelde zijn geweten verschrikkelijk. Toen hij een reinigingsoffer bracht en zich boog voor een koe, een heilig dier voor de hindoes, viel het dier op hem aan met de kop naar beneden. Rabi rende weg. Zijn god zat hem achterna! Waarom deed zijn god dat? Deze vraag achtervolgde hem de daaropvolgende dagen. Zelfs een gezaghebbend persoon kon deze vraag niet beantwoorden. Op een dag greep hij een oude leren riem en ranselde een paar jonge nichtjes van hem af. Daarna trok hij zich terug, vol schaamte en verbijsterd over zichzelf. Om deze voorvallen te vergeten zette hij heel zijn hart op de godsdienstige ceremonieën. Wanneer hij in diepe meditatie was werden zijn goden vaak zichtbaar en praatten met hem. Maar welke goden waren dat eigenlijk? Voor welke geesten had hij zich opengesteld? Welke invloeden en krachten waren er in zijn leven gekomen?
Op een dag werden hij en zijn vader beledigd door zijn tante. Ten dele had ze daar waarschijnlijk wel reden voor. Maar dat kon Rabi niet verdragen. Hij zag ineens een stel zware halters die gebruikt werden door iemand die aan gewichtheffen deed. Blind van woede pakte hij een staaf en tilde hem aan een kant op alsof het om een lichte stok ging. Hij zwaaide het in zijn geheel over zijn schouder en richtte het op het hoofd van zijn tante. Maar iemand die in de buurt stond deed een wanhopige uitval en greep het andere einde. De halter viel met een afschuwelijke doffe slag op de grond, waardoor het dikke beton verbrijzeld werd. Toen hij enigszins begreep wat er gebeurd was rende hij hartverscheurend snikkend de trap op. Hoe kon hij als prediker van geweldloosheid zoiets doen? En waar kwam die bovennatuurlijke kracht opeens vandaan? Hij sloot zich op in zijn kamer, gooide zich op zijn bed en bleef daar voor zijn gevoel uren liggen, zacht huilend, niet in staat te geloven wat er gebeurd was. Zijn wereld was in elkaar gestort. Hoe kon hij zijn tante en anderen nog ooit onder ogen komen? Het was zelfs zijn gewoonte om uit te kijken waar hij liep, opdat hij niet per ongeluk op een mier of kever zou trappen. Hoe had hij dan zijn hand op kunnen heffen tegen de zuster van zijn moeder?
Na middernacht, toen iedereen sliep, ging hij op onderzoek uit, want hij wilde weten hoe zwaar de halter nu eigenlijk was. Het ding lag nog op de plaats waar het gevallen was. Hij pakte de staaf met beide handen vast, nu in het midden, en trok uit alle macht. Maar hij kon de halter geen centimeter van de grond krijgen. Nu wist hij het zeker. Maar waar was die enorme kracht vandaan gekomen? Was hij bezeten geweest door één van de geesten die hij in trance had ontmoet?, vroeg hij zichzelf af. Hij was er in ieder geval zeker van, dat de oorzaak iets kwaads was. En hoe kon hij voorkomen, dat die kwade macht hem op een gegeven moment niet weer zou gaan beheersen? En dan misschien met ernstiger gevolgen? Die vraag kwelde hem. En hoe kon hij zichzelf ervan overtuigen, dat hij goddelijk was en zichzelf tot God moest ontwikkelen?
Uiteindelijk kwam Rabi tot geloof in de Heer Jezus. Toen begreep hij nog veel beter waar die razernij en die kracht vandaan kwamen. Van Gods tegenstander, de duivel, en zijn volgelingen: de boze geesten. Als Christen was hij die enorme kracht kwijt, maar hij kreeg er iets veel beters voor in de plaats: Vrede met God! Hij leerde toen ook wat echte vergeving inhield. Als hindoe geloofde hij in karma. Wat een mens zaait zal hij in het volgende leven oogsten. Fouten zijn alleen maar goed te maken door er langdurig voor te boeten. Maar bij Christus was het zo anders. Door het geloof in Zijn offer waren al zijn zonden vergeven en dus echt verdwenen! Zo was de weg open voor Gods blijdschap in zijn hart! Tranen van geluk en vreugde vulden zijn ogen. Hij voelde de liefde van de Heer Jezus in zijn ziel binnenstromen. Zijn geheime voorraad sigaretten gooide hij weg. Hij had er zelfs geen behoefte meer aan. Zijn leven was nieuw geworden!
D. Nabeschouwing
Wat is het heerlijk, dat God zulke geweldige wonderen doet! Hiermee laat Hij menigmaal niet alleen zien, dat Hij echt bestaat, maar ook dat Zijn Woord, dat de mensen in de Bijbel hebben, betrouwbaar is! Ook openbaart God langs deze weg Zijn liefde, macht en heerlijkheid!
Toch dreigt hier ook een gevaar. In sommige christelijke kringen draait bijna alles om wonderen. Als iemand dan ziek is en geen genezingswonder ervaart, stelt men vaak dat het zijn of haar eigen schuld is. De betrokken persoon zou dan te weinig geloof hebben. Op deze manier maakt men mensen depressief of wanhopig, als ze niet van een bepaalde ziekte worden genezen. Zulke teleurgestelde mensen verlaten dan vaak gedesillusioneerd de christelijke gemeenschap, waar ze zich eerst met blijdschap bij aangesloten hadden. Wat is dat triest! Zulke mensen hebben gewoon niet het juiste geestelijke voedsel ontvangen van de kant van die gemeenschap. Daardoor raken ze ondervoed en haken af.
Hoe zit het dan met de wonderen? Waarom wordt de een wel genezen en de ander niet? En als iemand niet genezen wordt, ligt het dan altijd aan hem of haar? Om met de laatste vraag te beginnen: We kunnen niet zomaar stellen, dat het altijd zijn of haar eigen schuld is, als iemand niet geneest. Het is zelfs wreed om iemand, die niet genezen wordt, ook nog eens verwijten te gaan maken, omdat de genezing uitblijft! Het ligt niet altijd aan de patiënt! Aan de andere kant is het wel een goede zaak, als we de middelen gebruiken, die God ons in de Bijbel gegeven heeft. Zo spreekt de apostel Jakobus over de ziekenzalving in Jakobus 5: 14 en 15. Laten de kerken dit niet verwaarlozen, maar toepassen! Hierbij kan God aan de patiënt of een voorbidder een sterke overtuiging geven, dat er genezing zal komen. En als God Zelf die overtuiging gewerkt heeft, dan zal men daarmee niet bedrogen uitkomen.
En wat betreft de andere vragen:
In de eerste plaats is God soeverein, dat wil zeggen: Hij beslist Zelf of Hij iemand gaat genezen of niet. En Hij is aan niemand verantwoording verschuldigd, want Hij is de Schepper van alles en iedereen. Dit moest Job ook leren. Job leefde zo heilig en rechtvaardig, dat hij een voorbeeld was voor velen. Toch liet God toe dat Job zeer ziek werd, omdat de duivel had gezegd, dat Job God vaarwel zou zeggen, als Hij zijn gezondheid ernstig aan zou tasten. Maar Job bleef aan God trouw (hoewel hij God wel voor het gerecht wilde dagen, omdat hij er niets van begreep; maar niemand kan een rechtszaak tegen de eeuwige almachtige God beginnen!). Uiteindelijk werd Job weer door God genezen en toen ontving hij nog meer zegen en voorspoed dan in het begin.
Job in zijn ellende. Ook mensen die leven volgens Gods wil, worden soms zwaar ziek.
Verder lezen we in 2 Timotheüs 4: 20: "en Trofimus heb ik te Milete krank gelaten." Dit zegt Paulus, die door de kracht van God zo veel wonderen mocht doen! Maar in dit geval kon hij het niet! Uiteindelijk beslist God dus Zelf, omdat Hij soeverein is.
In de tweede plaats moeten we ons afvragen waarom God wonderen doet. Over het algemeen doet Hij dat niet in de eerste plaats om iemand gelukkig te maken, maar primair om een teken te geven van Zijn tegenwoordigheid, macht, koninkrijk en waarheid. God gunt iedereen het allerbeste, maar Hij werkt wel volgens Zijn eigen orde. Wat het belangrijkst is, dat is voor Hem ook het belangrijkst. Daarom doet God bijvoorbeeld vooral wonderen in zendingsgebieden. Aan de inboorlingen, die vaak een primitieve heidense godsdienst aanhangen, wordt zo het bewijs geleverd, dat de ware God niet in afgodsbeelden te vinden is, maar dat Hij de Schepper is van hemel een aarde, en dat Hij Zich in de Bijbel geopenbaard heeft.
In de derde plaats: Als God een Christen altijd zou genezen, dan zou deze altijd blijven leven. Niemand blijft echter altijd leven in dit vergankelijke lichaam. Ook de mensen die door God genezen worden, sterven later alsnog (tenzij ze de Wederkomst van Christus meemaken, maar dat is iets anders). Ook de zogenaamde gebedsgenezers, die de mensen aansporen om zich voor genezing open te stellen, worden zelf niet meer genezen, als het einde van hun leven gekomen is. Ja, ook onder hen zijn mensen die getroffen worden door een hartinfarct of een vreselijk ongeluk.
In de vierde plaats vergeet men in die kringen, waarin bijna alles om wonderen draait, heel vaak dat de duivel en zijn volgelingen (de boze geesten) ook wonderen doen. Daarom sprak de Heer Jezus in Mattheüs 24: 24 en 25:
24. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.
25. Ziet, Ik heb het u voorzegd!
Dat valse element ziet men vooral bij de tongentaal. Tongentaal wil zeggen, dat mensen door Gods Geest in talen gaan spreken, die ze nooit geleerd hebben. Inderdaad bestaat dit. De apostelen hadden dit ook op de Pinksterdag, zodat ze aan alle samengekomen buitenlanders over het Evangelie en over Gods grote daden konden vertellen. Aangezien God nog Dezelfde is als vroeger, mogen we er vanuit gaan, dat tongentaal, als gave van God, nog steeds voorkomt. Maar de duivel, Gods grote tegenstander, kan het ook geven! En dat gebeurt méér dan velen zouden willen geloven. Onderzoekers hebben dit duidelijk geconstateerd, o.a. door de inhoud van sommige tongentaal te vertalen (als het tenminste om een bekende taal ging). Het bleek dan vaak om vreselijke godslasterlijke taal te gaan! Er moet daarom veel meer toetsing zijn. Paulus sprak in 1 Korinthe 14: 28, dat tongentaal alleen in een gemeente mag voorkomen, als er een uitlegger is. Maar in veel extreme christelijke groeperingen houdt men zich daar niet aan, met alle risico's van dien.
In de vijfde plaats vergeet men in die kringen ook vaak, dat suggestie ook nog een rol kan spelen in bepaalde situaties. Ook wat dat betreft kan de zogenaamde tongentaal als voorbeeld dienen. Aldaar gaat men er heel vaak vanuit, dat tongentaal voor iedere Christen van elementair belang is. Paulus waarschuwt heel duidelijk in 1 Korinthe 12 en 14 voor dergelijke onevenwichtigheden. God geeft namelijk allerlei verschillende gaven aan Zijn verschillende kinderen. Op die manier kunnen ze elkaar aanvullen! Tongentaal is voor Paulus niet het belangrijkst. Een boodschap van God in een verstaanbare taal vindt hij belangrijker. En het belangrijkst van alles vindt hij de LIEFDE! Maar dan wel de hoogste vorm van liefde, namelijk de liefde die van God afkomstig is. Daardoor gaan wij God boven alles lief krijgen en onze medemens als onszelf.
Maar in die kringen volgt men zo vaak eigen denkpatronen en doet men alsof de tongentaal de enige poort is om Gods Geest rijkelijk te ontvangen. Mensen worden krachtig aangespoord om in tongen te gaan spreken en wie het niet doet wordt al gauw als koppig en hoogmoedig gezien (alsof een mens vrij de beschikking heeft over Gods bovennatuurlijke gaven). Als iemand dan, om van het gezeur af te zijn, enkele vreemde klanken uitstoot, zegt men: "Hij heeft de tongentaal ontvangen!" De toetsing ontbreekt dan geheel. De leidinggevenden vragen zich dan niet af waar die klanken vandaan kwamen. Van God? Van de duivel? Of gewoon van de persoon in kwestie? Mensen kunnen zich door suggestie inbeelden, dat ze de tongentaal van God hebben ontvangen. In dat geval hebben ze slechts geluisterd naar de klanken, die ze zelf verzonnen hebben.
Verder moet nog eens duidelijk gezegd worden, dat God lang niet alle aanwezigen geneest, als een zogenaamde gebedsgenezer een tournee maakt en in allerlei plaatsen volle zalen trekt. Dit is uit onderzoek achteraf wel gebleken. Maar aan de andere kant gebeuren er wel wonderen, ook bij zulke samenkomsten! Als we dat zouden ontkennen, zouden we God zeer tekort doen! Laten we echter niet gedesillusioneerd raken, als we ziek zijn en God ons niet geneest. Wat dat betreft kan de bovenvermelde Betsie (zie bij 4. Duitsland) ons ten voorbeeld zijn. Zij bezweek en stierf onder de ellenden van het concentratiekamp. Maar voortdurend was zij een voorbeeld van geloof, hoop en liefde! Ze bleef blijmoedig!
Een ander voorbeeld is de Amerikaanse Joni Eareckson. Zij werd verlamd door een duik in ondiep water. Daardoor werden haar rug- en/of nekwervels onherstelbaar beschadigd. Hoezeer heeft Joni bij God genezing gezocht! In een bepaalde periode vertrouwde ze er zelfs helemaal op, dat God haar genezen zou. Ze ging zelfs mensen opbellen om te vertellen, dat ze door God genezen zou worden. (Wie kan haar daarom een gebrek aan geloof verwijten?). Maar God deed het toch niet. Hij had andere plannen met haar. Door haar laat God aan heel de wereld zien, dat ook zwaar gehandicapte mensen blij en gelukkig kunnen zijn door de kracht van Zijn Heilige Geest! Joni leerde bijvoorbeeld schilderen met een penseel tussen haar tanden, en maakt zodoende gedetailleerde schilderijen die beroemd en zeer gewild zijn. Haar naam ging heel de wereld over, ook door haar eigen boeken. Er werd ook een film over haar leven gemaakt, die vertaald werd in 15 talen. En straks, in de eeuwige heerlijkheid, zal Joni met een nieuw en gezond lichaam haar Heer voor eeuwig eer, glorie en heerlijkheid mogen geven, met een blijdschap die alle aardse begrippen te boven gaat!
Joni Eareckson tekent met haar mond. Tweede plaatje: Haar tekening van nabij.
En wie zal nog kunnen zeggen, nadat God zoveel wonderen heeft gedaan, dat die eeuwige heerlijkheid slechts een sprookje is? De Heer Jezus kwam in Zijn hemelse heerlijkheid tot Johannes op het eiland Patmos, tot Nita in Sri Lanka en tot die gevangene in China. God genas lammen, blinden en doven in Zuid-Afrika. Hij trok Rabi Maharaj uit de duisternis van het Hindoeïsme. En Hij schonk in Duitsland aan Corrie ten Boom en haar zuster Betsie, en in Amerika aan Joni Eareckson de moed om blijmoedig te blijven getuigen van hun Heer, hoewel hun omstandigheden afschuwelijk waren. Hoe groot en heerlijk is deze God! Zouden we uit liefde voor Hem niet in vuur en vlam staan?