Gezicht op de 3 kruisen vanuit het geopende graf.
Bijbelse archeologie, deel 3
1. De profetieën over de Heer Jezus in het Oude Testament
In de voorafgaande 2 delen over de Bijbelse archeologie zijn al vele opgravingen besproken, die de Bijbel bevestigen. Maar we moeten niet vergeten, dat alle gevonden Bijbelhandschriften, hetzij van perkament, hetzij van papyrus, in feite ook gerekend kunnen worden tot deze archeologische vondsten. En het aantal van deze handschriften is enorm veel.
Het is merkwaardig, dat veel mensen de inhoud van de geschiedschrijving in deze handschriften, die grotendeels met elkaar overeenstemmen, in twijfel trekken, terwijl ze wel direct allerlei handschriften geloven, die over andere geschiedenissen gaan, zoals over de Griekse cultuur of allerlei wereldgodsdiensten en sekten. Zelfs als er over zulke zaken maar 1 of heel weinig handschriften gevonden zijn, heeft men geen moeite om de inhoud ervan als waar aan te nemen. Maar van de Bijbelse geschiedenis zijn enorm veel handschriften gevonden, en toch trekken velen de inhoud ervan in twijfel of beweren zelfs dat het over sprookjes gaat.
Het is waar, dat er ook handschriften zijn, die met de Bijbel te maken schijnen te hebben, maar die duidelijk een afwijkende inhoud hebben. Maar die zijn hoogstwaarschijnlijk het werk van sekten. Sekten hebben altijd al de neiging gehad om hun fantasie de vrije loop te laten. Vaak verraden ze zichzelf door tegenstrijdige dingen te beweren.
En wat ze beweren is vaak ook heel absurd. Neem nu de gnostiek. Aanhangers van deze stroming geloofden, dat wij mensen ten diepste goddelijk zijn. Maar helaas zit dat goddelijke, volgens hen, nog gevangen in een gebrekkig en sterfelijk lichaam. Maar wat is er nu voor goddelijks aan een mens? Heel de wereld is vol haat en nijd, oorlog en ruzies, geweldenarij en elkaar overlast aandoen. En als de tijd van een mens gekomen is, sterft hij, net als de dieren.
Joden, die het Nieuwe Testament van de Bijbel afwijzen, maar wel geloven in het Oude Testament, dat hun Bijbel is, hebben in hun Bijbel talloze profetieën die juist het Nieuwe Testament bevestigen. Hier wordt geen volledige opsomming van gegeven, want dan zou dit artikel waarschijnlijk te omvangrijk worden, maar enkele voorbeelden zullen toch genoemd worden:
1. Aan het einde van Jesaja 52 (vanaf vers 13) en in Jesaja 53 wordt verteld hoe de Knecht van God moet lijden en sterven omwille van de zonden en misdaden van anderen. Dit is vervuld in de Heer Jezus, die leed en stierf voor degenen, die in Hem geloven zouden. Alleen al Jesaja 53: 5 zegt genoeg:
Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.
De woorden 'is Hij verbrijzeld' geven al aan, dat het dragen van de straf voor anderen tot de dood heeft geleid. In andere verzen van dit Schrift-gedeelte wordt dat nog extra vermeld, zoals in vers 12 van hetzelfde hoofdstuk. Daar wordt ook gezegd, dat de lijdende Knecht van God uiteindelijk beloond wordt voor Zijn offer door Zijn hemelse Vader:
Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen, en Hij zal de machtigen als een roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in den dood, en met de overtreders is geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen heeft, en voor de overtreders gebeden heeft.
Inderdaad heeft de Heer Jezus ook gebeden voor degenen, die Hem aan het kruis hebben gehecht. Lukas 23: 34:
En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.
2. In Daniël 9: 24 - 26 wordt verteld hoe lang het nog zou duren alvorens de Messias komen zou, en uiteindelijk zou sterven voor anderen. Dit Bijbelgedeelte is moeilijk en zal hier niet uitgebreid verklaard worden. Slechts enkele dingen zullen nu aangewezen worden. Letterlijk staat er in de Statenvertaling in vers 24:
Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven.
En in het begin van vers 26 staat:
En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn.
Ook dit is dus vervuld in de Heer Jezus. De genoemde weken zijn jaarweken, dus de 70 weken van vers 24 zijn weken van 7 jaar elk, dus in totaal 490 jaren. In het artikel over 'Uitgekomen profetieën' wordt dit verder uitgelegd.
3. In Micha 5: 2 staat, dat de heerser (of vorst of koning, dus de Messias) zou voortkomen uit (dus geboren worden in) de plaats Bethlehem. Want daar staat: "En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid."
Want de Heer Jezus is geboren in Bethlehem. En Hij is inderdaad van eeuwigheid. Dit staat zo mooi in Psalm 90: 2: "Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God." En de Heer Jezus is in wezen één met God de Vader.
4. De Godheid van de Heer Jezus wordt ook bevestigd door de profetie in Jesaja 9: 6 en 7: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen."
5. Reeds in Psalm 2: 6 en 7 wordt al verwezen naar de Zoon van God. Want daar staat: "Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd."
6. In Zacharia 9: 9 staat: "Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen."
Ook dit is vervuld in de Heer Jezus. In Mattheüs 21: 2 sprak de Heer Jezus tot Zijn discipelen: "Gaat heen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot Mij." Hierop reed de Heer Jezus Jeruzalem binnen. Goed beschouwd waren er 2 ezels: De moederezel en haar jong. We kunnen aannemen, dat de Heer Jezus op het jong zat en dat de moederezel meeliep om bij haar jong te blijven.
De intocht in Jeruzalem
Verder zijn er nog vele andere profetieën in het Oude Testament, die over de Heer Jezus gaan.
2. Buitenbijbelse bronnen uit de eerste en tweede eeuw
Maar er zijn buiten de Bijbel om ook andere bronnen gevonden, die iets zeggen over de Heer Jezus. Dit zijn er niet zo heel veel, maar dat is ook begrijpelijk. Degenen die niet in Hem wilden geloven, wisten niet goed raad met de verhalen over Hem en zwegen er meestal het liefst over.
a. Ten eerste kan hier de Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeld worden. Hij leefde van het jaar 37 tot ongeveer het jaar 100, en heeft de Heer Jezus dus niet persoonlijk meegemaakt, maar leefde wel heel kort na Hem. Josephus schreef in zijn werk 'De Joodse Oudheden' (in de Griekse taal):
"In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven het niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de Christenen niet verdwenen."
Deze passage is hevig aangevochten. Velen konden niet geloven, dat Josephus zulke dingen over de Heer Jezus zou hebben gezegd, en zij beweerden dat deze passage het latere werk van Christenen was. Deze Christenen zouden hun eigen opvattingen aan het werk van Josephus hebben toegevoegd. Maar hoe kan men het werk van een beroemde schrijver nu zo maar ongemerkt veranderen? De Joden, Grieken en Romeinen zouden dit niet geaccepteerd hebben, en de echte versie van het werk van Josephus hebben gehandhaafd.
Andere wetenschappers kwamen juist tot de conclusie, dat het taalgebruik en de grammatica van deze passage heel goed past bij het taalgebruik en de grammatica van het overige werk van Flavius Josephus. Tegenstanders hiervan merkten op hun beurt weer op, dat er in deze passage een woord staat (poiètès), dat nergens anders gebruikt wordt in zijn werk. Maar dat is natuurlijk helemaal een waardeloos argument. Een taal heeft al gauw tienduizenden woorden. Daarom zal vrijwel geen enkel boek alle woorden van een taal bevatten. Verder is het woord 'poiètès een heel normaal Grieks woord en betekent in de eerste plaats 'dader' of 'verrichter'. De Heer Jezus verrichtte immers wonderen!
Aan de verder discussie over deze passage bij Josephus zal hier voorbij gegaan worden. Tegenstanders van Gods waarheid proberen alles daarvan aan te vallen. Dit is oeverloos. Het zou eindeloos veel tijd kosten om alle onzin-argumenten te ontkrachten. Dus we kunnen het beste de grotere lijnen volgen.
Flavius Josephus
De Heer Jezus leefde tot ongeveer het jaar 30. In de periode tussen het jaar 50 en het jaar 180 waren er al minstens 17 schrijvers, die niet christelijk waren, die Heer Jezus vermeldden en vele dingen over Hem schreven, die exact overeenkomen met de dingen waarover de 4 evangelisten (Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes) en de andere schrijvers van het Nieuwe Testament schreven!
Welke dingen waren dat?
1. Jezus was de zoon van Maria.
2. Hij had een broer die Jacobus heette.
3. Hij kwam uit de plaats Nazaret.
4. Hij zei dat hij goddelijk was.
5. Hij was een wijs man en een leraar met hoogstaande principes.
6. Hij werd Messias en koning genoemd.
7. Hij en zijn leerlingen deden wonderen en genazen zieken.
8. Hij werd wegens laster aangeklaagd door de Joodse leiders en veroordeeld tot de kruisdood.
9. Dit gebeurde op het Paasfeest, op bevel van Pontius Pilatus, tijdens de regering van keizer Tiberius.
10. Tijdens zijn kruisiging ontstond een duisternis bij volle maan.
11. Hij werd als god vereerd door zijn volgelingen.
12. Zij noemden zich naar hem Christenen.
13. Zij beschouwden zichzelf als broeders van elkaar.
14. Zij hielden bijeenkomsten waar ze samen zongen, hem aanbaden, en gemeenschappelijk de maaltijd gebruikten.
15. Zij geloofden in een leven na de dood en in de onsterfelijkheid van de ziel.
16. Ze volgden de regels van Jezus, die Christus werd genoemd.
17. Ze vermeden misdaden en waren tegen echtbreuk en woordbreuk.
18. Ze verwierpen andere goden.
19. Jezus' leer overtuigde ook veel niet-Joden.
De Heer Jezus onderwijst de mensen
We kunnen ons afvragen: "Hoe konden Josephus en zoveel anderen al deze dingen over de Heer Jezus schrijven, terwijl ze niet echt volgelingen van Hem waren of zelfs vijandig tegenover Hem stonden?" Het antwoord is: Omdat ze de overvloed aan bewijzen gewoon niet konden ontkennen. De Schriftgeleerden en Farizeeën stonden ook vijandig jegens de Heer Jezus. Toch zeiden ze ten aanzien van de apostelen (die eerst de discipelen van de Heer Jezus werden genoemd):
"Wat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen." (Handelingen 4: 16).
Toen de Heer Jezus in het graf lag, lieten ze het graf bewaken met soldaten van de stadhouder Pontius Pilatus. Maar toen kwam er een engel als een bliksem van God uit de hemel en de soldaten vluchtten weg van het graf. De Joodse leiders konden dat toen ook niet ontkennen. Daarom gaven zij veel geld aan die soldaten om hen om te kopen. Die soldaten moesten verder vertellen, dat de volgelingen van de Heer Jezus 's nachts het lichaam hadden gestolen, terwijl zij sliepen.
Geschiedschrijvers uit de eerste eeuwen en ook later konden allerlei waarheden over de Heer Jezus evenmin ontkennen. En velen van hen hadden nog zoveel principes, dat ze de gewoonte hadden om de dingen, die door vele getuigen bevestigd waren, onveranderd door te vertellen via hun geschriften.
Het is overigens niet uitgesloten, dat Josephus in zijn hart ook een volgeling van de Heer Jezus was.
We zullen sommige getuigenissen uit deze periode nog nader bekijken (Flavius Josephus kreeg de letter a, dus we gaan verder met letter b):
b. De historicus Phlegon, die in het jaar 80 geboren werd, verklaarde dat er omtrent de tijd van het sterven van de Heer Jezus een 3 uur durende duisternis plaatsvond. Dit komt helemaal overeen met het Bijbelse getuigenis van Lucas in hoofdstuk 23 vers 44, waar staat in het verhaal over de kruisiging: "En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe."
Deze Phlegon noemde deze duisternis een zonsverduistering bij volle maan. Maar dat kan helemaal niet! Een zonsverduistering vindt altijd plaats bij nieuwe maan. Hieruit blijkt gelijk het bovennatuurlijke karakter van deze duisternis. Het was een compleet wonder!
c. De Samaritaanse geschiedschrijver Thallus, die leefde van ongeveer het jaar 50 tot het jaar 75, vermeldde ook deze duisternis en noemde deze ook een zonsverduistering. Zo probeerden deze mensen het wonder weg te verklaren. Maar ze bevestigden juist het wonder!
d. Mara BarSerapion, een filosoof uit Syrië, getuigde ook dat de Joden hun wijze koning ter dood brachten. En dit bracht hij in verband met de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Volgens hem was dat Gods wraak. Evenwel was het duidelijk, dat deze filosoof geen Christen was. Hij stelde de Heer Jezus op 1 lijn met Griekse filosofen, zoals Socrates en Pythagoras.
De belegering van een stad in de oudheid
e. Cornelius Tacitus (die ongeveer leefde van het jaar 55 tot het jaar 117) was de grote geschiedschrijver van het oude Rome. Hij verafschuwde Christus en Zijn volgelingen. Toch getuigde deze Tacitus, dat Christus leed en stierf onder de standhouder Pontius Pilatus. Als zelfs deze vijand van de Christenheid dit moest erkennen, hoe zeggen dan sommige tegenwoordige 'geleerden', dat Jezus Christus nooit bestaan heeft? Dit bewijst des te meer hoe zeer deze zogenaamde wetenschappers het spoor bijster zijn!
f. Ook de Griekse filosoof Lucianus van Samosata, die leefde in dezelfde tijd (dus in de eerste 2eeuwen), zag de Christenen als misleide wezens. Toch getuigde ook hij van de kruisiging van de Heer Jezus.
g. De Romeinse historicus Suetonius (geboren in het jaar 70) schreef: "In het hele Oosten bestond een oud en vast geworteld geloof, dat iemand in Judea zou opkomen, die over de mensheid zou gaan regeren." Dit werpt een verhelderend inzicht op het verhaal van Mattheüs over de Wijzen uit het Oosten! Zij hadden blijkbaar ook dat geloof. In het Grieks staat voor wijzen 'magoi'. Deze mensen waren magiërs in de betekenis van waarzeggers. Zij hielden zich bezig met droomuitleggingen en toekomstvoorspellingen door middel van de sterrenkunde en de astrologie. Babel was hiervan een belangrijk centrum.
En dit komt weer overeen met het feit dat vele Joden in de tijd van Nebukadnezar als ballingen naar Babel werden getransporteerd. Zij namen toen hun heilige geschriften mee en zo werd de Bijbelse profetie van Bileam aangaande Christus ook bij de Babyloniërs bekend. In Numeri 24: 17 zegt Bileam:
"Ik zal hem zien, maar nu niet; ik zal hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren."
In het artikel van deze website over uitgekomen profetieën is al verteld over deze ster. Ter herhaling:
Vanuit de algemene geschiedenis weten we, dat in het jaar vijf vóór onze jaartelling een bijzondere "ster" zichtbaar geweest is in het sterrenbeeld Steenbok. Aangezien deze door de historie-schrijvers beschreven is als een "vegende ster" zal het vermoedelijk een komeet geweest zijn, populair gezegd een "staartster". Geen wonder dat deze "ster" indruk maakte op de Wijzen uit het Oosten!
Het feit dat deze komeet verscheen in het sterrenbeeld Steenbok had ook betekenis. Want de steenbok is een krachtig dier. In het visioen van Daniël 8 stormt hij over de aarde en overwint hij de machtige ram. Volgens Chinese waarnemingen was deze komeet ruim 70 dagen zichtbaar. Dat was genoeg voor de reis van de wijzen naar Bethlehem.
Meer informatie over de tijd van het verschijnen van deze "ster" vind men in het genoemde artikel over uitgekomen profetieën.
Voorstelling van de Wijzen uit het Oosten
Deze lijst van getuigenissen uit de eerste en tweede eeuw van onze jaartelling is verre van volledig, maar wil toch duidelijk laten zien, dat de Heer Jezus werkelijk heeft bestaan, en dat het Bijbelse getuigenis over Hem steeds weer bevestigd werd, zelfs door Zijn vijanden. Overigens schreven sommige oude schrijvers soms ook heel vals en venijnig over de Heer Jezus en beweerden bijvoorbeeld, dat Hij geboren was uit hoererij van zijn moeder Maria. De maagdelijke geboorte was voor hen helemaal onaanvaardbaar, en daarom begonnen zij te lasteren.
Joden deden dat ook. Maar hun eigen Oude Testament van de Bijbel getuigt (Jesaja 7: 14): "Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUEL heten." Deze naam betekent: 'God met ons'. De Heer Jezus heeft vele namen, omdat Zijn glorieuze Godheid niet ten volle in 1 naam te vatten is.
In ieder geval: Als Joden de Heer Jezus lasteren, lasteren zij hun eigen Messias, van wie hun eigen Bijbel overvloedig veel getuigt.
3. Andere archeologische bevestigingen van het Nieuwe Testament
Zogenaamde wetenschappers en ongelovige archeologen zijn bij voorbaat altijd weer geneigd om de Bijbelse verhalen als sprookjes te zien. En ze doen hun best om de wereld dat te laten geloven. Dit gold ook voor de Britse archeoloog Sir William M. Ramsey (1851 - 1939). Zelfs alle reizen van de apostel Paulus beschouwde hij als verzinsels. Daarom besloot hij om de beschrijving van deze verhalen door de evangelist Lucas aan de kaak te stellen, door opgravingen te gaan doen in Klein-Azië. Dat is het tegenwoordige Turkije.
Maar hoe meer hij onderzocht, hoe meer hij ontdekte dat die verhalen wel klopten! Na 15 jaar graven (in 1896) was hij zo zeer overtuigd, dat hij een dik boek schreef met de titel 'Saint Paul, the Traveler and the Roman Citizen', waarin hij verklaarde hóé zeer de archeologische vondsten de Bijbelse verhalen bevestigden! De beschrijvingen van Lucas kloppen tot in de kleinste details!
En hij was niet de enige, die tot die conclusie kwam. De Britse deskundige van de klassieke oudheid Sherwin-White concludeerde, dat Lucas 32 gebieden, 54 steden, en 9 eilanden vermeldt, en daarbij geen enkele fout maakt! Hij schreef: "De historische echtheid van het boek Handelingen is op verpletterende wijze bevestigd."
Het is ook prachtig om te lezen hoe duidelijk Lucas zijn verhalen plaatst in de historische context. Hij noemt de keizers Augustus, Tiberius, en Claudius, en verder vazalkoningen, stadhouders, en leiders uit de Joodse priesterklasse. De tijdgenoten van Lucas konden alles controleren, dus wie dan de zaken onjuist vermeldt, vraagt om moeilijkheden.
De zendingsreizen van de apostel Paulus
De archeologische bewijzen voor de betrouwbaarheid van de Bijbel zijn zo talrijk, dat hiervan slechts een klein deel kan worden vermeld in deze website. Uitgebreidere informatie vindt men in de handboeken en op sommige andere websites. Zie de literatuurlijst van deze website.
Deze website heeft slechts ten doel om deze betrouwbaarheid voldoende aan te tonen, en om een indruk te geven van Gods oneindige macht en glorieuze heerlijkheid. Denk bijvoorbeeld ook aan de pracht van de natuur en de afstanden in het heelal. Maar ook onze indrukken zullen nog beperkt blijven in dit aardse leven. Gods grootheid kunnen we niet ten volle bevatten met ons beperkte menselijk verstand. Maar wat God ons nu al laat zien kan ons al vervullen met het diepste ontzag en de grootste verwondering.
Hier volgen dan enkele archeologische vondsten, die de Bijbel bevestigen:
a. Stadhouder Festus uit het boek Handelingen was aanvankelijk onbekend bij de niet-religieuze archeologien. Maar in de Bijbel, in Handelingen 24, 25 en 26, wordt verteld over deze persoon, voor wie Paulus zich moest verantwoorden. Zijn vroegere bestaan bleek later toch weer overeen te stemmen met de oudheidkundige getuigenissen. In Nero's vijfde jaar 58/59 kwam in Judea een nieuw muntstuk in omloop met de naam van deze Festus erop. Deze munt is ook teruggevonden door de archeologen.
b. In Handelingen 19 wordt verteld, dat er te Efeze een grote oploop van mensen plaatsvond. De menigte riep in het grote theater 2 uur lang: "Groot is de Diana der Efezeren." Dit theater is nog steeds te bezien in Efeze en heeft wel 25.000 zitplaatsen.
Het theater van de stad Efeze
c. Zelfs de details in het Bijbelverhaal kloppen. In Handelingen 19: 35 zegt de stadssecretaris van Efeze: "Gij mannen van Efeze! wat mens is er toch, die niet weet, dat de stad der Efezeren de tempelkbewaakster zij van de grote godin Diana, en van het beeld, dat uit den hemel gevallen is?" Inderdaad had Efeze volgens een inscriptie de 'eretitel': "Tempelbewaakster van Artemis." (Tussen haakjes: Van deze afgod is Artemis de Griekse benaming en Diana de Latijnse benaming).
d. Lucas schrijft in het tweede hoofdstuk van zijn evangelie:
1. En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.
2. Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius over Syrie stadhouder was.
3. En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
4. En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, omdat hij uit het huis en geslacht van David was.
Geleerden, die de Bijbel als onbetrouwbaar bestempelden, wezen erop dat in die tijd koning Herodes de heerser over Judea was. Ook wezen zij erop, dat er pas in het jaar 6 een volkstelling gehouden werd. Dat is 10 jaar na de dood van Herodes. Maar als een bepaalde historische bron iets niet vermeldt, wil dat nog niet zeggen dat het helemaal niet gebeurd is.
Steeds kwamen er weer nieuwe vondsten aan het licht, en het bleek veel gecompliceerder te zijn dan men had vermoed. Ten eerste bleek uit andere historische bronnen, dat er ten tijde van keizer Augustus ongeveer om de 14 jaar een volkstelling werd gehouden. Maar zulke tellingen konden jaren duren, doordat men nog geen moderne middelen had. De telling, waarover Lucas spreekt, wordt vermeld door de Romeinse historicus Dio Cassius. Maar deze telling had te weinig geld opgeleverd. Vandaar dat andere historici deze telling niet vermelden.
En wat Herodes betreft: Hij was slechts koning over een deel van Judea. En Josephus vertelt, dat er in Herodes' laatste jaren een gespannen verhouding was ontstaan tussen hem en keizer Augustus. Daarom schreef Augustus aan hem, dat hij hem niet meer als vriend zou behandelen, maar als onderdaan. Cyrenius daarentegen was wel een gunsteling van de keizer en verkreeg zowel militaire als politieke macht. Bovendien viel Judea in die tijd onder het bestuur van Syrië. Zo kreeg Lucas steeds weer gelijk door allerlei nieuwe vondsten en ontdekkingen.
Voorstelling van Jozef en Maria, op weg naar de volkstelling in Bethlehem
e. Uit de Bijbel weten we, dat de Heer Jezus opgroeide in het plaatsje Nazareth. Maar critici beweerden, dat Nazareth nog helemaal niet bestond rond het jaar 30 van onze jaartelling, omdat ze de naam Nazareth pas tegenkwamen in oude geschriften vanaf het jaar 400. Wat een waardeloos argument is dat! In de eerste eeuw was Nazareth slechts een heel klein plaatsje met slechts een paar honderd inwoners. Het is dus geen wonder dat deze plaatsnaam niet veel vermeld werd in de algemene geschiedenis over die tijd.
Maar in 2009 werd door archeologen in Nazareth een huis blootgelegd, dat dateert uit de tijd van de Heer Jezus! Bovenop die plek bevindt zich de kerk van de Annunciatie, dat is de aankondiging. Hiermee wordt bedoeld: De aankondiging door een engel aan Maria, dat ze Jezus zou baren. Onder het altaar van deze kerk staan de woorden in het Latijn: "Verbum caro hic factum est". Dat betekent: Het Woord (Christus) is hier vlees geworden.
Deze kerk van de Annunciatie dateert van de 20e eeuw. Maar reeds in de vierde, de zesde, de elfde, de twaalfde, de achttiende en de negentiende eeuw, stonden op die plaats vele verschillende kerken! De mensen, die in die tijden leefden, twijfelden er niet aan, dat Maria en haar zoon Jezus en ook Jozef in dat huis hadden gewoond!
In dit huis heeft de Heer Jezus waarschijnlijk gewoond
f. In vroegere tijden had men dus vaak de gewoonte om een nieuw gebouw te bouwen op de ruïnes van een oud gebouw. Misschien deed men dat omdat men het oude gebouw als een fundament beschouwde. Natuurlijk werden oneffenheden dan wel weggewerkt door grond toe te voegen. Doordat men op dit fundament bouwde, zakte het nieuwe gebouw minder snel weg. Hierbij kunnen we ook denken aan de gelijkenis van het huis op de rots. Die rots behoefde niet per se aan de oppervlakte te zijn. Er kon een laag grond bovenop liggen. Maar door de stenen ondergrond had men toch een fundament, of een extra fundament, als men nog een nieuw fundament toevoegde.
Maar er was nog een reden waarom men nieuwe gebouwen soms bouwde op de restanten van vorige gebouwen. Als men de vorige gebouwen als heilig beschouwde, wilde men op dezelfde plaats blijven bij het bouwen van nieuwe gebouwen, die eveneens aan God werden toegewijd.
Dit zien we ook in Kapernaüm (ook wel Kafarnaüm genoemd). In deze plaats vindt men de restanten van een synagoge. De ondersteunende zuilen zijn nog goed bewaard gebleven. Maar onder die synagoge vond men de restanten van een oudere synagoge uit de tijd van de Heer Jezus. Waarschijnlijk bezocht de Heer Jezus deze synagoge regelmatig! We lezen immers in Mattheüs 4: 13: "En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali."
Ongeveer 30 meter ten zuiden van deze plaats vond men weer een plaats waar stapelend gebouwd was, dat wil zeggen: het ene bouwwerk bovenop de restanten van het andere bouwwerk. De onderste laag is het restant van een woonhuis. Dit werd waarschijnlijk bewoond door de familie van Petrus. En vermoedelijk woonde de Heer Jezus daar ook. Later maakte men dit huis tot huiskerk. Daaruit ontstond een kerkje. En in de vijfde eeuw werd een achthoekig Byzantaans kerkje op de oude overblijfselen gebouwd. Men vond aldaar ook christelijke symbolen en inscripties met de naam van Jezus, die bewijzen dat deze bouwwerken gebruikt werden door de eerste generaties Christenen. En uiteraard waren Petrus en zijn mede-discipelen de eerste Christenen.
Restanten van de synagoge van Kapernaüm (rechts) en het achthoekig Byzantaans kerkje (links). Onder dat kerkje vond men de restanten van een huis, dat vermoedelijk aan Petrus toebehoorde.
g. Kapernaüm lag aan het meer van Galilea. Dit meer ligt 230 meter onder zeeniveau. En daar omheen zijn bergen. Hierdoor ontstaan er soms ineens hevige valwinden. Vandaar dat de discipelen plotseling overvallen werden door hevige storm, toen ze met hun boot op dit meer waren.
Het meer van Galilea
h. Het stapelend bouwen, dus het bouwen bovenop de resten van ouder bouwwerk, is in feite op heel Jeruzalem van toepassing. Want op bevel van keizer Hadrianus werd de opstand van Bar Kochba (132 - 135) neergeslagen, waarop hij heel Jeruzalem met de grond gelijk liet maken. Daar bovenop liet hij een nieuwe stad bouwen met een heidense tempel en met beelden en altaren van Romeinse goden.
Hieruit blijkt al hoe moeilijk het voor de archeologen was om nog dingen terug te vinden uit de tijd van de Heer Jezus, en hoe gemakkelijk en vals critici konden beweren dat de Bijbelse geschiedenis niet klopte. Evenwel hebben de archeologen door diep te graven nog heel veel teruggevonden uit die tijd. En toen bleek opnieuw dat het Bijbelse getuigenis tot in details nauwkeurig en juist is!
Dit zien we ook bij het Bijbelse verhaal in Johannes 5 over de genezing van iemand, die 38 jaar ziek gelegen had bij een badwater met de naam Bethesda. Dit badwater lag bij de Schaapspoort en daar omheen waren vijf zuilengangen. Niet in alle Bijbel-vertalingen wordt het woord 'zuilengangen' gebruikt. Maar de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament zegt dit duidelijk. En deze vijf zuilengangen werden door de archeologen bij dat badwater teruggevonden! Ze vonden zelfs brede trappen waarlangs de mensen in het water afdaalden. Dit komt weer overeen met Johannes 5: 7, waar een zieke tegen de Heer Jezus zegt:
"Heere, ik heb geen mens, om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder." De beroering van het water kan veroorzaakt zijn door een bron onder het badwater, hoewel God ook bij machte is om zonder bron beroering in het water te veroorzaken. In ieder geval werd deze man direct door de Heer Jezus genezen, zonder onderdompeling in het water.
Net als bij andere heilige plaatsen gingen Christenen in latere tijden al gauw kerken bovenop de vindplaats bouwen, als het ware om de heiligheid van de plaats te bevestigen. In dit geval waren dat eerst een Byzantijnse basiliek en een kruisvaarderskapel. En na de verwoesting van de basiliek was dat in de twaalde eeuw de kerk van St. Anna. In 1956 begonnen daar de opgravingen.
De opgravingen van Bethesda in Jeruzalem bij de kerk van St. Anna
i. De apostel Johannes spreekt in het negende hoofdstuk van zijn evangelie ook nog over een ander badwater, waar een blindgeborene ziende werd. Dit badwater was de vijver van Siloam. Ook deze is teruggevonden. Er was vanaf deze vijver een stenen weg van 600 meter, die regelrecht omhoog leidde naar het tempelplein. Blijkbaar had deze vijver een rituele functie. Aldaar kon men zich reinigen alvorens het tempelplein te betreden.
Op deze plaats was de vijver van Siloam
j. In Mattheüs 21 lezen we over de intocht van de Heer Jezus op een ezel in Jeruzalem. Hierna ging Hij de tempel in en dreef de verkopers en kopers van de offerdieren naar buiten. En de tafels van de geldwisselaars keerde hij om. Niet lang daarna lieten de Joodse leiders het volk roepen: 'Kruisig Hem'! Door buiten-bijbelse informatie kunnen we dit nu beter begrijpen. De familie van de hogepriester Annas (die 4 keer in de Bijbel genoemd wordt) had het monopolie van heel die handel. Dus de Heer Jezus trof door Zijn optreden deze familie direct in de inkomsten! En die inkomsten waren niet weinig! Deze familie werd er schatrijk van! Vandaar dat de haat van de Joodse leiders jegens de Heer Jezus toen een toppunt bereikte!
k. Zoals gezegd was heel Jeruzalem grondig verwoest op bevel van keizer Hadrianus rond het jaar 135. In het jaar 70 was Jeruzalem ook al verwoest onder Titus, maar minder grondig. (Titus was de zoon van keizer Vespasianus en werd zelf keizer in het jaar 79). In totaal is Jeruzalem in de loop van de geschiedenis 52 keer aangevallen en 44 keer ingenomen, ook bijvoorbeeld in de tijd van de Kruisvaarders. De archeologen hebben dus werkelijk topprestaties geleverd door nog zo veel dingen uit de tijd van de Heer Jezus terug te vinden!
Zo vond men ook nog de plaats waar de Heer Jezus voor Pilatus stond. Deze plaats heette in het Grieks Lithostrotos en in het Hebreeuws Gabbatha. (Johannes 19: 13).
De plaats Lithostrotos waar de Heer Jezus voor Pilatus stond
l. Toen de Heer Jezus op weg was naar het kruis, dwongen de Romeinen een zekere Simon van Cyrene om Jezus' kruis te dragen. Markus vertelt er in zijn Evangelie nog bij, dat deze Simon de vader was van Alexander en Rufus. (Markus 15: 21). In 1941 vonden de archeologen een familiegraf met 11 kisten met beenderen, die dateerden uit deze periode. Zulke beenderkisten (ossuariums) waren in die tijd gebruikelijk. Op een van die kisten staat op de zijkant: 'Alexander zoon van Simon'. En op het deksel staat: 'De Cyreneeër'.
m. De Heer Jezus moest zich verantwoorden voor de hogepriester Kajafas. Dit is een achternaam. Zijn voornaam was Jozef. Dit weten we van de schrijver Flavius Josephus. De rijke familie Kajafas had een heel mooie beenderkist.
Het ossuarium (de beenderkist) van de familie Kajafas
n. Over de plaats van de heuvel Golgotha, waar de Heer Jezus gekruisigd werd, hadden de archeologen veel discussie. En dat is ook geen wonder, want keizer Hadrianus had in het jaar 135 het landschap grondig laten veranderen. Vooral de plaatsen, die door de Christenen als heilig werden beschouwd, moesten veranderd worden in plaatsen, waar de Romeinse goden vereerd werden. Toch meenden velen de heuvel van de kruisiging gevonden te hebben in een heuvel, die leek op een gezicht.
De heuvel die gezien werd als de heuvel Golgotha
o. In de buurt van deze heuvel is inderdaad een ruimte in een rots uitgehouwen, die kon dienen als graf. Velen beschouwen deze ruimte als het graf van de Heer Jezus. Niet altijd konden de archeologen de dingen uit de eerste eeuw met zekerheid lokaliseren. Evenwel zijn de dingen, die men wel met zekerheid weet, zo talrijk, dat met zekerheid is te zeggen, dat de Bijbelse verhalen zeer betrouwbaar en waarheidsgetrouw zijn.
Het vermoedelijke graf van de Heer Jezus
p. Het laatste Bijbelboek Openbaring werd geschreven door de apostel Johannes, toen deze verbannen was naar het eiland Patmos door keizer Domitianus. Deze keizer eiste van zijn onderdanen, dat ze hem vereerden met de titel van 'Heer en God'. Johannes wilde daar natuurlijk niet aan meedoen, en daarom werd hij naar dit eiland gedeporteerd. Later stierf Domitianus door een complot en toen kon Johannes weer terugkeren naar de vaste wal.
Op dat eiland verscheen de Heer Jezus aan Johannes. Johannes kreeg toen de opdracht om brieven te schrijven aan 7 gemeenten van Klein-Azië, dat is het tegenwoordige Turkije. Dat waren de gemeenten van Efeze, Smyrna, Pergamus, Tyatira, Sardes, Filadelfia, en Laodicea. Pergamum was toen een regeringscentrum en had grote religieuze en culturele betekenis voor de mensen van toen. Doordat de plaats op een heuvel lag, maakte het des te meer indruk.
Restanten van de Bijbelse plaats Pergamus in Klein-Azië (Turkije)
q. Maar het was ook een stad vol wreedheid, omdat het een centrum was van de keizerverering. Vandaar ook, dat in Openbaring 2: 13 verteld wordt dat Antipas daar gedood werd. Bovendien stonden in Pergamus tempels voor de afgoden Athene, Asclepius, Dionysus, en het altaar voor de zogenaamde oppergod Zeus. Een Duitse archeologische expeditie heeft dat altaar overgebracht naar het Pergamon Museum in Berlijn. Aldaar is het te bezichtigen. Het reliëf op het altaar beeldt de strijd uit van de goden tegen de Titanen (reuzen) en de overwinning van Zeus.
Het altaar van Zeus in het Pergamon Museum in Berlijn
Maar Zeus heeft ook geen vrede gebracht op aarde. Want Zeus is een menselijk verzinsel en zijn vereerders waren over het algemeen dodelijke vijanden van de Christenen. Vandaar dat de Heer Jezus deze stad de troon van satan noemt, ook vanwege die andere heidense tempels. In die tijd werd veel bloed van martelaren vergoten.
Maar de boze machten zullen het uiteindelijk niet winnen. Eens zal Christus terugkomen en alles goed en volmaakt maken. Het Nieuw Jeruzalem, waarover Openbaring 21 spreekt, zal dan uit de hemel op aarde neerdalen, en al het lijden zal dan voor Gods kinderen vergeten zijn. Zij zullen dan eeuwige vreugde en heerlijkheid hebben!
Dit is nu nog toekomstmuziek. Maar door de archeologie, door vele wonderen, en door uitgekomen profetieën, heeft God talloze malen bevestigd, dat Zijn Woord betrouwbaar is. Daarom behoeven wij er niet aan te twijfelen, dat ook Zijn uitspraken over de toekomst, die nog niet vervuld zijn, bevestigd zullen worden op Zijn tijd!
Voorstelling van het Nieuw Jeruzalem